Leef, zegt de taal van mijn lichaam,
mijn lichaam dat zich overgeeft
aan Jezus die zijn leven geeft,
aan hem zich koestert, met hem leeft
in blind vertrouwen.
Neem, zegt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam dat ook kwaad begaat,
maar brood proeft, wijn die juichen laat,
herboren in het leven staat,
neemt met verlangen.
Refrein
Leef!, zegt de taal van uw lichaam.
Mijn ziel ontvangt uw vergeving,
mijn geest en lichaam genezing,
verslaafd ontvang ik verlossing,
belaagd door krachten bevrijding,
totdat u, Heer, mijn tranen droogt,
verdriet en pijn nooit meer gedoogt.
Troost, vraagt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam dat om zoveel pijn
om wonden die geslagen zijn
ineenkrimpt, bang voor elk venijn,
vraagt om vertroosting.
Vrij, zegt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam, dat van schuld bevrijd,
verrast weer opleeft, vrij van strijd,
dat danst in zonlicht, licht en blij,
leeft door bevrijding.
Refrein
Eén, zegt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam heeft één levensloop,
met broer en zus één bloedsomloop,
omdat wij delen in één doop.
Wij zijn één lichaam.
Deel, zegt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam reikt het brood jou aan.
Met jou bouw ik in Christus’ naam
aan zijn gemeente. Ik beaam
en deel zijn sterven.
Refrein
Zie, zegt de taal van mijn lichaam.
Mijn lichaam dat aan tafel gaat
kijkt naar omhoog, waar Jezus staat –
mijn Here en mijn God! U laat
mij zien mijn leven.
Leef, zegt de taal van mijn lichaam,
mijn lichaam dat zich overgeeft,
in liefde en nabijheid leeft,
zich koestert aan wie alles geeft,
in blind vertrouwen.